Yolanda’s hart gaat sneller kloppen als er een nieuwe productie start. “Dan ga ik in overleg met de choreograaf en de kostuumontwerper. Ik stel altijd veel vragen om het handschrift van de choreograaf en het ontwerp van de kostuumontwerper helder te krijgen. Hoeveel dansers, de sfeer, de muziek, de belichting, de kleur van de vloer. We gaan dit jaar bijvoorbeeld een nieuw ballet van Andrew Skeels maken, hij laat dansers veel over de grond bewegen. Dat betekent broeken van stevige, rekbare stof en met kniebeschermers. Als het concept duidelijk is ga je praten over stoffen, kleuren, details als knopen, gespen of versieringen en of er geverfd moet worden.
Skeels houdt bijvoorbeeld van een grijze dansvloer en wil soms dat we de grijze kleur van de kostuums daarop aanpassen. Ik probeer ook grip te krijgen op de moeilijkheidsgraad. Een ontwerpster wilde bijvoorbeeld plooien die opengaan op de rug tijdens de bewegingen. Zo’n idee moet je gaan vertalen, onderzoeken. Daarom maken we eerst een prototype, om alles uit te proberen. Als we denken dat zo’n kostuum perfect is, volgt de presentatie in de grote paskamer op een danser. Dan kunnen we pas echt goed zien of het kostuum werkt. Soms valt het tegen, of krijg je het eurekamoment als je ter plekke een oplossing voor een special effect bedenkt. Pas als iedereen tevreden is, starten we de productie. Samen met mijn productie-assistent Isabel Blokland gaan we stoffen inkopen en eventuele props als pruiken, decoratie, maskers, handschoenen etcetera bestellen. In het begin van de productie werk ik ook veel samen met onze verfster Roos Mikx. Om exact de kleuren en de eventuele effecten te bepalen. Welke verftechnieken, dessins, degradé, lichteffecten of bijvoorbeeld het ouder maken van de stof.”